okt 022020
 

De oudste zoon van Gerrit Deurvorst en Antonetha Koetsiers, Jan Hendrik Deurvorst (1749-1833) trouwde met de bepaald niet onbemiddelde Harmina Pierik (1752-1812). Harmina’s vader Lucas Pierik (1717-1780) uit Silvolde, bij Terborg, was herbergier en winkelier maar vooral speculant in huizen en stukken grond en voor zijn tijd een rijk man. Het paar ging daarom in Terborg wonen en Jan Hendrik begon daar met hulp van zijn schoonvader een wijnkoperij. Door veel aandacht te schenken aan het leven van een katholieke burger in deze kleine stad in het eerste deel van de 19e eeuw, wordt een beeld gegeven van het leven in een kleine gemeenschap waarin iedereen elkaar kende en de wetten die daar golden de sfeer in de stad bepaalden.

De verkiezing van de nieuwe, ditmaal zelfs katholieke, en zeer capabele gemeentesecretaris Joes Dericks was aanleiding tot een lang proces. Jan Hendrik zou de dominee in de raadzaal hebben uitgescholden voor Rustverstoorder, een misdaad op zichzelve. De gereformeerde dominee eiste excuses en een vergoeding van Vijfhonderd Silberne Dukaten, f 2.500, schadevergoeding. Daarmee begon een peperduur proces dat acht jaar duurde en ook Jan Hendrik confronteerde met religiejustitie bij het Hof in Arnhem.

De verplichte jacht op meikevers vormt dan weer een vrolijke noot.
Nadat hij zijn wijnkoperij tot bloei had gebracht en zijn enige zoon Gerrit Jan Deurvorst(1776-1841) hem de zaken uit handen had genomen zette Jan Hendrik zich volledig in voor zijn stad Terborg. Hij werd tijdens de overheersing van de Fransen tot commissaris verkozen. In deze gemeentelijke functie die hij eerst samen met zijn zwager Jan Hendrik Pierik uitoefende, stond hij schout en schepenen bij in de contacten met de langstrekkende legers, die altijd maar meer goederen van de burgerij eisten om hun manschappen en paarden te kunnen voeden.

De afhandeling van de oorlogsschaden krijgt veel aandacht. Bijna ieder huisgezin had schade geleden. Van de gepreste reize van Duetinchem op Zutphen waarbij des voermans paard was verdronken tot het persoonlijk leed van een der schepenen, rigter Albers, van wie bij een gewelddadige openlijken plundering door de keijzerlijken Dragonders van Caratsaij aan contanten f 1075 was ontnoomen. Hij woonde dan ook net buiten de stadswal.

Gerrit Jan Deurvorst (1776-1841) vond zijn vrouw Aleid Staring (1780-1836) in Renkum. De ouders en grootouders van Aleid hadden zich, net als de Deurvorsten in Doesburg, zeer ingezet voor hun schuurkerk.

Gerrit Jan en Aleid kregen twaalf kinderen, drie meisjes en negen zonen, wier levens allen worden beschreven. Het meest omstreden kind bleek de oudste zoon Rudolf Deurvorst (1807-1862) te zijn. Hij werd als eerste in zijn familie geen koopman maar notaris, een lucratief beroep omdat er nog maar weinig rooms katholieke notarissen in het nieuwe koninkrijk waren benoemd. Zijn notariaat in Nijmegen eindigde met een schandaal. Hij week uit naar Antwerpen, vond er geen remedie voor zijn ziekte en keerde naar Terborg terug om bij zijn broer en schoonzusje in zijn geboortehuis te sterven.

Voor het negende kind Gerard (1817-1883) kon vader Gerrit geen nieuwe wijnkoperij meer opzetten. Gerard vertrok naar Rotterdam en verdiende goed in de ijzerhandel in een stad die sterk in opkomst was. Uiteindelijk bleek hij de steunpilaar in de familie te zijn die in moeilijke omstandigheden er altijd voor iedereen bleek te zijn.