Tweeëndertig jaar was Gerhard, zoals hij zich, ouder en belangrijker geworden, in officiële stukken liet noemen, toen hij 21 oktober 1730 met de 28-jarige Anna Wolters (1702-1730) trouwde. Anna kwam uit een welvarend RK gezin. De broer en het zusje van Anna’s moeder, Derck en Judith Cousijns, hadden een goed lopende stoffen- en fourniturenwinkel op de Vismarkt, die zij aan Anna om bruikleen hadden gegeven. Gerrits lieve Bruijde kwam echter op gruwelijke wijze om in het kraambed. De boedelverdeling geeft inzicht in het reilen en zeilen van een jong welvarend koopmansechtpaar in het stadse Doesburg in het midden van de 18e eeuw. Gerrit was al jong weduwnaar. Vijftien jaar was Antonetha Koetsiers (1716-1797) toen Gerrit haar als zijn tweede vrouw in 1732 naar het altaar voerde. Zij bleek een goede keus. Intelligent, vruchtbaar en eveneens een uitstekende handelsvrouw.
Het was niet altijd pais en vree in de koopmanswereld. Geleverd hooi moest goede en leverbare coopmansware zijn en toen daar een keer twijfels over rezen deed de koper, de hobbyjurist Jan Janssen, Gerrit een proces aan. Ook Gerrits werk als pachter van ‘s lands impositiën op wijn verliep niet zonder moeilijkheden. Gerrit was van oordeel dat de tappers de wet in ernstige mate overtraden door waren achter te houden of te verstoppen maar toen hij daar bezwaar tegen maakte gaven de Edele Mogende Heren te Deventer niet thuis. Je maakte er zelf slechts vijanden mee, was hun mening.
Van een hele andere en veel grotere orde was een proces, dat Gerrit in zijn kwaliteit van pachter van de in- en uitvoerbelastingen, tegen een Doesburgse burger aanspande, een geschil over valsheid in geschrifte dat zich ruim acht jaren voortsleepte, tot in het Hof te Arnhem werd uitgevochten en daar een verrassende uitkomst kende omdat, hoe ongelofelijk het nu nog mag klinken, religiejustitie destijds wel degelijk bestond.
Het feit dat Gerrit garant stond bij de pacht van de Doesburgse schipbrug bracht wetenswaardige details over de schipbrug boven tafel. De stad verdiende goed toen Ihre Majestät Frederik II van Hohenzollern in 1730 in zijn koets met zes paarden de schipbrug passeerde. Een kleine stop in Doesburg zat er jammer genoeg niet in. Gerrit was ook zakelijk betrokken bij de boom- sleeppacht over de Oude IJssel. Voor de Doesburgse Magistraat was door de oprichting van een nieuwe ijzerhut in Ulft in 1755 een plotselinge mooie bron van inkomsten mogelijk.
Uit het huwelijk van Gerrit en Antonetha werden 11 kinderen geboren. De herkomst van twee van hen kon vanuit de katholieke geboorteregisters niet worden verklaard. Alle kinderen worden gevolgd, waarbij de twee jongens en twee. Zij waren de interessantste. Pastoor Harmannus (1742-1810) is hierbij de meest kleurrijke. Na kapelaan te zijn geweest in Groenlo werk hij pastoor in Lathum en Groesbeek. Daar kon hij na vele jaren zijn vurige wens, een eigen kerkje met een eigen bedoeninkje, vervullen. Uit de archieven en de familieoverlevering komt hij naar voren als een soort Fernandel die doortastend en met humor zijn parochianen in het gareel hield en zijn voor de zondagse Hoogmis verzamelde familie niet op een verbrande eend wilde tracteren. Tijdens de zondagse Hoogmis zong hij in zijn van een Gelders accent voorziene Gregoriaans de meid toe met de woorden
Cave entum, anders verbrandt ‘m zien conterentum’
Door de nakomelingen van zijn broer Jan Hendrik werd dit in het midden van de 20e eeuw tijdens gezellige bijeenkomsten nog steeds ten tonele gevoerd.