feb 132022
 

Ludgardis Diepenbrock, een dochter van Anton Diepenbrock en Francisca Kesting uit deel III, trouwde met Aloys Reigers, die in 1813 als beherend vennoot de Ulftse hut ging leiden. Opvallend is dat bijna al hun elf kinderen boeiende persoonlijkheden bezaten. Bernard, de oudste, was als advocaat en strafpleiter in Arnhem actief. De zaak tegen de onschuldig van aanranding en poging tot moord ter dood veroordeelde kapelaan voerde hij met grote inzet. Hij kon hem tenminste het leven nog redden. Hier wordt voor de derde keer een geval van religiejustitie beschreven. Zakelijk was Bernard Reigers succesvol, zowel als lid van Provinciale Staten van Gelderland, bij de strijd om de oprichting van Het Waterschap en als beherend vennoot van de Ulftse ijzergieterij. In het laatste deel staat hij tot aan zijn dood als zodanig centraal. Zijn privé leven heeft hij effectief afgeschermd.

Karel Reigers, de uitvinder en techneut van de familie, stond na zijn vertrek uit Ulft aan de wieg van twee andere buiten Ulft gelegen ijzergieterijen. Nadat alle andere kinderen besproken zijn worden de levens van de superrijke alom weldoende Tonia Reigers en haar man Michael Elsensohn beschreven. De vraag hoe Elsensohn zo rijk kon zijn voert o.a. terug naar een voorouder Michiel Hafkenscheid (1772-1846), internationaal verfverkoper, wiens Hafkenscheidverfkastje bewaard wordt in het Teylersmuseum in Haarlem. De verrassende uiteindelijke uitkomst van Elsensohns erfenis deed zijn eigen familie steigeren. Zij hadden het nakijken, evenals de pastoor van Terborg, die behalve een deel van de nalatenschap, die notabene naar zijn concurrenten, de Nederlands hervormden, ging, honderden guldens omzet voor een luisterrijke begrafenis van zijn rijkste parochiaan aan zijn neus voorbij zag gaan. Deze dode bleek een afvallige te zijn geworden en dat was een opzienbarende stap tijdens de eeuwwisseling van 1900.